afb.
Vast te stellen de hierna vermelde namen van straten in het uitbreidingsplan 'De Kruiskamp', zoals deze zijn aangeduid op de bij dit besluit behorende tekening no. 28551 van Gemeentewerken 's-Hertogenbosch. Gouverneurs en Commissarissen der Koningin in de Provincie Noord-Brabant: Commissaris Bosch van Drakesteinlaan, Commissaris De Quaylaan, Commissaris Van Rijckevorselsingel, Commissaris Van Voorst tot Voorstlaan, Gouverneur Borretstraat, Gouverneur Holvoetstraat, Gouverneur Hultmanstraat, Gouverneur Van den Bogaerdesingel, Gouverneur Van der Fossestraat, Gouverneur Van Vredenburchstraat. |
In 1787 werd in Gent Andreas Joannes Ludovicus geboren als de zoon van André F.E. baron van den Bogaerde en van Marie J. van Larebeeke, (enigst kind van Gillis van Larebeeke, heer van Terbrugge). Andreas werd in 1819 burgemeester van Waasmunster, later districts-commissaris in Sint Nicolaas en Gent. Hij was ook kamerheer bij koning Willem I. In 1830 werd hij benoemd tot gouverneur van de koning in Noord-Brabant. Dat kon, omdat Willem I koning was in het Koninkrijk der Nederlanden. Toch rommelde het al: in 1829 waren er in de Zuidelijke Nederlanden petities aangeboden en in 1830 brak er in het zuiden een echte opstand uit.
Dat was een belangrijke periode voor Noord-Brabant. Enerzijds werd er in het noorden gevreesd dat de Brabanders misschien mee zouden doen met hun katholieke geloofsgenoten in het zuiden; anderzijds was het toch ook dat er 'een Belg' gouverneur was in de provincie. In de hele provincie werden militairen gelegerd; ook de vestingssteden kregen te maken met een overvloed aan militairen. Zo ook 's-Hertogenbosch. In de verschillende kazernes was er voor hen geen plaats genoeg, zodat zij eveneens bij particulieren thuis moesten worden ondergebracht. Omdat de stad een vestingstad was en zo dicht bij het opstandige zuiden lag, kreeg Den Bosch te maken met 'de staat van beleg' en werd het burgerbestuur ondergeschikt gemaakt aan de militaire opperbevelhebber van de vesting. Lang duurde deze situatie, tot 1839, toen het eindverdrag met België gesloten werd.
Andreas J.L. baron van den Bogaerde van Terbrugge, heer van Heeswijk-Dinther, was al die tijd in functie gebleven. Hij heeft zich tot Nederlander laten naturaliseren.
Als gouverneur is hij vooral bekend geworden door het aanleggen van goede verbindingen over land. Nog steeds is er tussen Rosmalen en Veghel de zogenaamde 'gouverneursweg' die door hem werd aangelegd. Tot 1842 bleef hij gouverneur van Noord-Brabant. Van den Bogaerde was een van de oprichters in 1836 van het Provinciaal Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant. Belangstelling voor geschiedenis en kunst had hij bijzonder veel. Tussen 1825 en 1830 had hij al enige historische werken geschreven.
"Heer van Heeswijk en Dinther" was hij in 1833 geworden door de aankoop van het kasteel en de bijbehorende gronden. De baron wilde het kasteel als buitenverblijf gebruiken (normaal woonde hij in het Gouvernement, in de Verwerstraat; dit was echter in deze periode ook betrokken door soldaten). In aangepaste stijl breidde hij het kasteel uit en liet het restaureren.
In 1855 stierf hij op het kasteel.
Zijn zoon Donatus kreeg het daarna in handen. Toen deze overleed in 1895 (ongehuwd en kinderloos) bleek dat hij in zijn testament de bepaling had laten opnemen dat het kasteel gedurende 80 jaar niet mocht worden bewoond! Eenzelfde bepaling gold voor het kasteel Nemelaer in Haaren. Onbewoond bleven de beide kastelen; de inhoud werd in het decennium daarna grotendeels verkocht door de erfgenamen.
Eén van de kunstwerken die in 's-Hertogenbosch terechtkwamen is het 15e eeuwse Lijdensaltaar dat in de Sint Jan te vinden is.
|
1986 |
Henny MolhuysenStraat en naam : Gouverneur van den BogaerdesingelBrabants Dagblad donderdag 9 oktober 1986 (foto) |
5224 CA 2..16